Beeldhouwer, studeerde aan de Academie des Beaux Arts te Luik en aan de academies in Antwerpen, Berlijn en Munchen; beeldhouwer van figuren, portretten en monumenten; kreef in 1858 te Brussel de gouden medaille voor zijn werk, was van 1867-78 directeur van de Koninklijke School, de latere academie, in 's-Hertogenbosch. | 83 |
Antoine Nazaire Sopers, geboren te 's-Hertogenbosch in 1823 en overleden te Luik in 1882, ontving zijn opleiding aan de Academies van Luik (tot 1844), Antwerpen (tot 1852), Berlijn en München (tot 1854), waarna hij zich in Luik vestigde. Vandaar wendde hij zich in 1867 niet minder dan drie maal in het Frans tot de bisschop van 's-Hertogenbosch met het verzoek om een opdracht tot het maken van beelden voor het nieuwe hoogaltaar in diens kathedraal, waarbij hij zelfs een aanbeveling van de bisschop van Luik wist over te leggen.172 In plaats daarvan mocht hij toen wčl in 1868-1869 de beeldenreeks in het koor, van Jan Toon van der Ven, completeren met de beelden van Maria en Johannes Evangelist te weerszijden van dat hoogaltaar. Zijn reputatie berustte op het door hemzelf tot vervelens toe overal gedurende twintig jaar tentoongestelde, in 1859 vervaardigde Napolitaans jongetje bij het balspel (Brussel, Koninklijke Musea). In 1867 werd hij, met ingang van 1 januari 1868, benoemd tot directeur van de Koninklijke School in Den Bosch, maar in een brief van 12 october 1875 neemt hij op staande voet uit die functie ontslag wegens onenigheid met twee leraren en de geringheid van zijn salaris, waarna hij voorgoed naar Luik terugkeerde.173 | 98 |
Noten | |
172. | KA, Map ‘Administratie Sint Jan’. |
173. | Peeters 1973, 133 (waar ten onrechte J.Th. Stracké de voorganger in plaats van de opvolger van Sopers als directeur van de Koninklijke School lijkt te zijn); Scheen 1981, 487-488; Thoben, 61-62. |
* geb. Den Bosch 28 juli 1823, overl. Luik (België) 8 maart 1882. Woonde en werkte in Den Bosch, Luik, Den Bosch en van 1876 in Luik. Leerling van de Académie des Beaux-Arts te Luik tot 1844, van de Akademies te Antwerpen (tot 1852), Berlijn en Munchen tot 1854. Studeerde ook in Italië. Beeldhouwer van figuren, portretten en monumenten. Verkreeg in 1858 de gouden medaille tentoonstelling Brussel voor 'jonge Napolitaan'. Direkteur van de Kon. School in Den Bosch 1867-1878. Is lid van de Kon. Akademie te Amsterdam.
Thieme-Becker.
| 372 |
Encyclopedie van Noord-Brabant 4 (1986) 83
Nel van der Heijden Rogier, Slager : Acht Bossche kunstenaars en een museum (2015) 28, 31
A.M. Koldeweij, In Buscoducis Bijdragen (1990) 449, 450
Charles de Mooij en Paul Kokke, De Muze als Motor : Beeldende kunst en de ontwikkeling van het moderne Brabant, 1796-1940 (1996) 61, 66
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 85, 98, 264
Pieter A. Scheen, Nederlandse Beeldende Kunstnaars 1750-1950 M-Z (1970) 372